Pijn een goede boosdoener



Pijn is vervelend, lastig en eigenlijk altijd ongewenst en overbodig. Pijn wordt ervaren als een bijzonder negatieve bijkomstigheid. Het kan een behoorlijk belemmerende invloed hebben op het alledaags functioneren. Desondanks is pijn een van de belangrijkste beschermingsmechanismen tegen beschadiging en ziekte, die het lichaam voorziet van essentiele informatie uit de omgeving.
Pijn is een lichamelijke gewaarwording die wordt veroorzaakt door schadelijke stimulatie, bijvoorbeeld door ziekte, chemische irritatie of intense warmte. Een pijnlijk gevoel maakt ons attent op een potentieel gevaar of verwonding, zodat we tijdig adequaat kunnen reageren. De stimulatie van pijn geschiedt vaak via de huid omdat in onze huid bepaalde zenuwuiteinden (receptoren) aanwezig zijn die normaal gesproken gestimuleerd worden door temperatuurveranderingen of tast. Indien deze stimulatie extreem intens is, bijvoorbeeld bij hele hoge druk, worden ook pijnzenuwen gestimuleerd. Indien de huid of het onderliggend weefsel beschadigd raken, wordt 'bradykinine' geproduceerd.

Deze chemische stof zorgt ervoor dat pijnzenuwen signalen doorgeven aan het ruggenmerg en vervolgens naar de hersenen. De pijn wordt via de huid doorgegeven naar de hersenen door middel van zenuwvezels welke expliciet pijn geleiden. Iedere aparte zenuwvezel geeft signalen door van een bepaald stukje huid, genoemd dermatoom.

A en C vezels

Ons lichaam is onderverdeeld in vele dermatomen. Er zijn twee typen pijnzenuwvezels die de pijnsignalen doorgeven: snelle dikke vezels (A-vezels) en dunne langzame vezels (C-vezels). De snelle dikke pijnvezels geven scherpe acute stekende pijn aan, bijvoorbeeld bij een snijwond. Deze pijn wordt ook zeer plaatselijk ervaren, dat wil zeggen dat de gewonde persoon precies kan aangeven waar de pijn zich bevindt. De langzame dunne pijnvezels geven diffuse pijn van verschillende aard weer, bijvoorbeeld brandwonden, buikpijn, hoofdpijn of chronische gewrichtspijnen. Meestal is deze pijn moeilijker te localiseren. Denk bijvoorbeeld aan buikpijn: het is moeilijk aan te geven waar de buikpijn precies zit.

Of pijn wel of niet te localiseren is, hangt onder andere samen met hoe pijnzenuwvezels geprojecteerd zijn op de hersenen. Een fenomeen dat samenhangt met het localisatievermogen van pijn zijn de zogenaamde fantoompijnen die voorkomen bij mensen die een amputatie van bijvoorbeeld een lichaamsdeel zoals een arm of een voet of hand hebben ondergaan. Vaak ervaren zij na de amputatie nog sensaties in hun missend lichaamsdeel, pijn of jeuk. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de zenuwbanen die zorgen voor de informatieoverdracht vanuit het betreffende lichaamsdeel vaak nog goed functioneren. Indien deze banen actief worden en de hersenen stimuleren, zullen de hersenen denken dat de stimulatie uit het missende lichaamsdeel komt (zoals het gewend was). Het gevolg is een bewuste ervaring in het missende lichaamsdeel. Een ander veelvoorkomend verschijnsel is de ervaring van pijn op een andere lichamelijke plaats dan waar de pijn daadwerkelijk veroorzaakt wordt. Het eerste teken van een naderend hartinfarct is bijvoorbeeld zeer vaak een uitstralende pijn in de linkerarm. Het blijkt dat de verschillende pijnzenuwvezels van het hart en de linkerarm op dezelfde plaats het ruggenmerg inkomen en vervolgens via dezelfde weg naar de hersenen gaan. De hersenen zullen de binnenkomende informatie via deze banen toeschrijven aan de linkerarm. Want de hersenen zijn gewend om informatie uit de arm te krijgen en niet vanuit het hart. Dus, ondanks dat we de aard van de pijn vaak goed kunnen beschrijven, is het soms moeilijk om weer te geven waar de pijn precies vandaan komt.

Pijn beschermt

Pijn is een van de belangrijkste mechanismen die het lichaam beschermt tegen schadelijke invloeden. Het gevolg van pijn is dat wij dusdanig handelen teneinde de pijn te minimaliseren. De beste strategie om pijn te verminderen, is de boosdoener vermijden. Bijvoorbeeld, bij een verstuikte voet is het beter om niet een lange wandeling te gaan maken. Soms kunnen we de pijnbron niet omzeilen, bijvoorbeeld bij inwendige of chronische ziekten zoals rheuma. Gelukkig heeft het lichaam een ingebouwd mechanisme dat de ervaringen van pijn doet verminderen. Een verklaring voor hoe het lichaam de hoeveelheid pijn kan controleren is de 'gate-control-theorie'. Volgens deze theorie wordt de pijninformatie uit de huid niet altijd doorgegeven via het ruggenmerg naar de hersenen. In geval van overmatige pijnstimulatie wordt deze informatieoverdracht in het ruggenmerg geblokkeerd. Deze blokkering geschiedt op twee manieren: ten eerste kunnen de pijngeleidende zenuwvezels bezet zijn met andere informatie uit naburige huidgebieden, zodat deze banen geen pijn meer kunnen doorgeven. Om die reden kan het wrijven van de huid rond een wond verlichting geven.

Daarnaast sturen de hersenen signalen naar het ruggenmerg, alwaar de pijnvezels direct kunnen worden geblokkeerd. De chemische stoffen die zorgen voor deze blokkering heten 'endorfine' en 'serotonine'. Endorfine is een heel sterk pijnverdovend middel, vergelijkbaar met morfine. Normaal gesproken is het endorfine-systeem niet actief, anders zou het lichaam natuurlijk immuun worden voor pijn. Sommige omstandigheden kunnen echter zorgen voor een verhoging van de endorfine activiteit. Het schijnt bijvoorbeeld dat vrouwen in de laatste fase van hun zwangerschap veel endorfine produceren om de draagpijnen te verminderen. Daarnaast zorgt stress voor een activatie van het endorfine-systeem; hierin zit een verklaring waarom zwaargewonde soldaten en atleten kunnen blijven presteren ondanks verwondingen. Endorfine heeft in dit soort situaties zowel een pijnverdovende als een geeststimulerende werking. Voor sommige mensen is deze productie van endorfine verslavend. Er wordt wel eens gesteld dat atleten verslaafd zijn aan deze endorfine-kick.

_______________________