Bedragen van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap
(Jaarbedragen)

 

Terug naar de homepage
Terug naar het info overzicht

De hierna vermelde bedragen gelden met ingang van 1 januari 2008.

1. De wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap trad in werking op 1 juli 1987. Deze wet verleent twee types tegemoetkomingen : de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming.

Met ingang van 1 november 1989 werd een derde tegemoetkoming ingesteld, uitsluitend ten gunste van de personen met een handicap van minstens 65 jaar : de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.

1.1. De maximale tegemoetkomingen bedragen:


1.1.1. De inkomensvervangende tegemoetkoming: 1.1.2. De integratietegemoetkoming: 1.1.3. De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden:

De maximale bedragen bij de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden:

1.2. Voor zowel de inkomensvervangende tegemoetkoming als de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bestaan er inkomensgrenzen die in aanmerking moeten genomen worden bij de berekening van het recht op tegemoetkoming.


1.2.1. Voor de inkomensvervangende tegemoetkoming:

Voor de berekening van de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt geen rekening gehouden met:

1.2.2. Voor de integratietegemoetkoming:


1°Categorievrijstelling:

2° Van het inkomen van de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt, wordt vrijgesteld :

3° Van het arbeidsinkomen worden de eerste 19.162,13 EUR vrijgesteld, alsook de helft van het arbeidsinkomen dat meer bedraagt dan dit bedrag..

4° Van het vervangingsinkomen wordt vrijgesteld:

1.2.3. Voor de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden:

2. De wet van 27 juni 1969 blijft evenwel van toepassing voor de gehandicapten aan wie een tegemoetkoming was verleend die inging vóór 1 januari 1975 (tenzij de toepassing van de wet van 27 februari 1987 voordeliger is - principe van de verworven rechten).


2.1. De maximale tegemoetkomingen bedragen:

2.1.1 De gewone tegemoetkoming:

Bedragen voor de gehuwde mannen met een ongeschiktheid van ten minste 80 pct. en die niet feitelijk noch van tafel en bed gescheiden zijn:

2.1.2 De bijzondere tegemoetkoming: 2.1.3. De tegemoetkoming voor hulp van derde:

2.2. Het abattement op de pensioenen, voorzien bij de berekening van de aanvullende tegemoetkoming (zoals beoogd in artikel 39, § 3 van het koninklijk besluit van 17 november 1969) bedraagt: 1.667,72 EUR.


2.3. De perken van de bestaansmiddelen, beoogd in de artikelen 14 en 20 van het koninklijk besluit van 17 november 1969 bedragen:


2.3.1. De werkende minder-validen:

2.3.2. De niet-werkende minder-validen:

1° gehuwden (of gelijkgesteld), of personen met kinderen ten laste: 2° zonder kinderen ten laste: ongehuwde meerderjarigen, weduwnaars, echtgescheidenen, feitelijk of van tafel en bed gescheidenen - ongehuwde minderjarigen die volle wezen zijn of door hun ouders verlaten zijn: 3° ongehuwde minderjarigen die met hun ouders samenwonen, in gezinsverband leven of gehospitaliseerd zijn:

3. De wet van 27 juni 1969 blijft eveneens van toepassing voor de personen met een handicap aan wie een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen werd toegekend die inging vóór 1 november 1989 (tenzij de toepassing van de wet van 27 februari 1987 voor hen voordeliger is - principe van de verworven rechten). De tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen bedraagt: 1.891,49 EUR

Bron: FOD 1/02/2008