Variatie in een bepaald gen is verantwoordelijk voor
de verschillende manieren waarop mensen reageren op langdurig aanhoudende pijn.
Dit melden Jon-Kar Zubieta c.s. van de universiteit van Michigan in de VS.
De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in Science van 21 februari.
Zubieta c.s. richtten zich op het gen 'catechol-O-methyltransferase' (COMT),
waarvan het product actief betrokken is bij de modulering van neuronale signalen.
Het effect van COMT op dopamine en noradrenaline beïnvloedt
de pijnrespons. Dopamine en noradrenaline regelen in
verschillende delen van de hersenen, zoals de amygdala, het opioïde systeem,
dat nauw betrokken is bij de pijnbeleving.
Het systeem speelt geen rol bij de verwerking van acute pijnprikkels, maar wordt
pas actief als de pijn geruime tijd aanhoudt.
De wetenschappers vonden dat er in ieder geval vier typen
van het COMT-gen zijn. Zo kan het genproduct op twee verschillende plaatsen
ofwel het aminozuur valine (val) ofwel methionine (meth) bevatten. Er zijn dus
drie typen mogelijk: mensen met twee val-aminozuren, mensen met een val- en
een meth-aminozuur, en mensen met twee meth-aminozuren.
Mensen met twee val-aminozuren hebben de hoogste COMT-activiteit en zijn mede
hierdoor het meest gevoelig voor langdurig aanhoudende pijn. Mensen met twee
meth-aminozuren toonden de laagste COMT-activiteit. Mensen met beide aminozuren
hadden een intermediaire COMT-activiteit.
Na typering van de 29 vrijwilligers dienden de onderzoekers een serie kleine
injecties met al dan niet pijnlijke zoutoplossingen in de
kaakspier toe. De reactie van opioïde receptoren werd hierbij nauwkeurig
in de gaten gehouden.
Uit een vergelijking van de genotypering en de pijnbeleving van de vrijwilligers
bleek een duidelijke correlatie.
Dit legt een mogelijke basis voor genspecifieke behandeling van patiënten
met chronische pijn.
Bron : Medisch
Contact
Datum: Jaargang 58 nr. 09 - 28 februari 2003