De term Assepoester syndroom komt uit een wetenschappelijk onderzoek waarbij
aangetoond werd dat het altijd dezelfde spiervezels zijn die het meeste werk
doen, zowel bij lichte als bij zware last. Het onderzoek werd uitgevoerd onder
leiding van Dr. Jöran Hagg, een gerenomeerd arbeidsergonoom.
Dr. Jöran Hagg was gastspreker op het Assepoester
congres dat de Bewegingsconsulenten ingericht hebben, de Associatie was reeds
tweemaal te gast in het Arbeidsinstituut te Stockholm waar Dr. Hägg werkzaam
is.
Waar gaat het over?
Elke spier bevat verschillende vezels.
Stel dat ze er vijf heeft.
Als we een beweging aanzetten dan zal steeds dezelfde vezel de beweging starten.
Eerst spant vezel 1, dan 2, dan 3, dan 4, dan 5.
Bij het beëindigen van de beweging gaat het echter omgekeerd.
Vezel 5 stopt eerst, dan 4 enz.
Vezel 1 zal dus altijd het meeste werk verrichten.
Daarom wordt ze assepoester genoemd.
Wat kan men daaruit leren?
Dat het bij overbelaste spieren van het houdingsapparaat niet helpt om over
te schakelen naar minder belastende houdingen (lees het vasthouden van kleinere
lasten) want het is steeds vezel 1 die werkt.
Ook als je een pluim opheft ipv een emmer water.
Wat wel helpt?
Elke 20 minuten 1 minuut liggen of beter één antigifhouding
aannemen.
Antigifhoudingen ontspannen de spieren en zorgen ervoor dat je veilig verder
kan werken, zonder te moeten gaan liggen.
Bij nekpijn met een spiercomponent zal de Bewegingsconsulent je altijd de
20-minuten regel aanleren om de scalenusspieren in de hals te ontlasten, alsook
de antigif-oefeningen die er voor zorgen dat de pijn snel verdwijnt.