Hulpmiddelen voor personen met beperkte mobiliteit

In juli 2001 kreeg het RIZIV van de Minister van Sociale zaken de opdracht om het probleem van de mobiliteitshulpmiddelen te onderzoeken. Twee punten moesten uitgebreid onderzocht worden: de complexiteit van de aanvraagprocedure en de onbevredigende overeenstemming tussen het type rolstoel en de noden van de patiënt-gebruiker. De Minister wenste ook dat er overleg zou worden gepleegd tussen het RIZIV en de fondsen voor de sociale integratie van personen met een handicap. Er was een uniek loket nodig voor de aanvragen voor mobiliteitshulpmiddelen en de aanpassing van het huis of van het voertuig.

Om een duidelijk beeld te krijgen van de behoeften van de gebruikers van de mobiliteitshulpmiddelen, is er een schriftelijke rondvraag gehouden bij de organisaties voor gehandicapten, gebruikersverenigingen, hulpgroepen en patiëntenverenigingen. De (medische en paramedische) deskundigen zijn hierover ook bevraagd.

Het bleek eveneens belangrijk te zijn om met een één-loket / één-dossier systeem te kunnen werken, dat zowel voor het Riziv als voor de fondsen zou kunnen gelden.

De nieuwe nomenclatuur van de mobiliteitshulpmiddelen is opgenomen in het koninklijk besluit van 12 januari 2005, dat op 21 januari 2005 in het Belgisch Staatsblad verscheen.

Deze nieuwe reglementering betekent meerdere verbeteringen voor de personen die een mobiliteitshulpmiddel nodig hebben, waaronder :

Wilt u meer weten?

Wat is er veranderd ?

  1. Vereenvoudiging van de procedures "één-loketsysteem"
  2. Extra budget van 7,5 miljoen euro - Betere terugbetaling en Uitbreiding van de doelgroep voor verschillende mobiliteitshulpmiddelen
  3. Globale beoordeling van de patiënt
  4. Multidisciplinaire beoordeling
  5. Andere belangrijke wijzigingen
  6. Vergoede mobiliteitshulpmiddelen

1. Vereenvoudiging van de procedures "één-loketsysteem"

De samenwerking gemeenschappen/gewesten - federaal niveau heeft geresulteerd in de creatie van een "éénloketsysteem". Voortaan zal één dossier volstaan om zowel bij de verzekering voor geneeskundige verzorging (mobiliteitshulpmiddel) als bij de fondsen voor de sociale integratie van personen met een handicap (aanpassing van de woonst of van het voertuig) een aanvraag in te dienen.

Dat vereenvoudigt de administratieve stappen en beperkt het aantal medische onderzoeken die de gebruiker moet ondergaan. Immers, tot op heden moest een patiënt, die wilde genieten van een tussenkomst van het Fonds, eerst een dossier indienen bij zijn ziekenfonds, wachtend op de weigering van de adviserend geneesheer, om daarna pas z';n dossier her in te dienen bij het Fonds.

2. Extra budget van 7,5 miljoen euro - Betere terugbetaling en Uitbreiding van de doelgroep voor verschillende mobiliteitshulpmiddelen

3. Globale beoordeling van de patiënt

Tot op heden was de verzekeringstegemoetkoming van de verplichte geneeskundige verzorging voornamelijk verbonden aan de motorische functie van onderste ledematen.

De persoon waarvan de mobiliteitsbeperking niet volledig was, of de persoon wiens beperkte mobiliteit voortkwam uit andere problemen dan een beperking van de mobiliteit (ademhalingstoornissen,...) had niet altijd recht op een vergoeding van de verzekering voor geneeskundige verzorging.

Het begrip volledig functieverlies van de onderste ledematen is nu vervangen door het veel ruimere begrip "beperking van de mobiliteit".

Die beperking van de mobiliteit kan een gevolg zijn van problemen met het lopen, met het veranderen en handhaven van de lichaamshouding, … en van stoornissen van andere systemen dan het bewegingssysteem (ademhalingstoornissen,...). De beperkingen moeten nochtans van definitieve aard zijn, of moeten ten minste gelijk zijn aan de hernieuwingstermijn.

4. Multidisciplinaire beoordeling

Voortaan zullen de verschillende functies van de rechthebbende globaal en op een multidisciplinaire wijze worden beoordeeld op basis van de Internationale classificatie van het menselijk functioneren (ICF) (en zal het onderzoek niet langer gericht zijn op de motorische functie van de onderste ledematen). De ICF, opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie, analyseert de wijze waarop mensen met hun pathologieën leven, de sociale kant van de handicap en de deelname aan het gemeenschapsleven.

Afhankelijk van het type mobiliteitshulpmiddel, bestaan er verschillende procedures om de behoeften van de gebruiker te bepalen :

Deze verschillende stappen maken het mogelijk om beter aan de behoeften van de gebruiker tegemoet te komen, rekening houdend met zijn manier van leven.

5. Andere belangrijke wijzigingen

6. Vergoede mobiliteitshulpmiddelen

Naast de manuele rolstoelen, de elektronische rolstoelen, de scooters, de driewielfietsen en de loophulpmiddelen bevat de lijst van mobiliteitshulpmiddelen, die door de verzekering voor geneeskundige verzorging vergoed worden, voortaan ook de starolstoelen.

Binnenkort zullen in die lijst ook antidecubituszitkussens en modulaire aanpasbare rugsystemen opgenomen worden.

Welke mobiliteitshulpmiddelen worden vergoed ?


Doelgroep 1 : Volwassenen (vanaf 18de verjaardag)

Doelgroep 2 : Kinderen (tot de 18de verjaardag)

Doelgroep 3 : Kinderen + volwassenen

Stappen die de patiënt moet ondernemen

  1. Bezoek bij de geneesheer

    De geneesheer stelt het specifieke voorschrift voor mobiliteitshulpmiddelen op.

  2. Bezoek bij de erkende bandagist

    Met het voorschrift begeeft de patiënt zich naar een erkende bandagist die de rechthebbende het hulpmiddel dat het beste beantwoordt aan zijn functionele behoeften zal aanraden.

    Voor de standaardrolstoel of de orthopedische driewielfiets volstaat die eerste stap om een tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging te vragen.

    Voor een manuele modulaire rolstoel, een verzorgingsrolstoel, een zitsysteem of driewielfiets gecumuleerd met een rolstoel, moet het voorschrift vergezeld zijn van een motiveringsrapport dat is opgesteld door de bandagist, die verantwoordelijk is voor de keuze van het mobiliteitshulpmiddel.

  3. Naast die twee documenten is een multidisciplinair functioneringsrapport nodig voor een kinderrolstoel, een actiefrolstoel, een elektronische rolstoel, een elektronische scooter of een stasysteem. De bandagist stelt, op basis van de functionele evaluatie, het motiveringsrapport op en is verantwoordelijk voor de keuze van het mobiliteitshulpmiddel.

  4. Het aanvraagdossier, dat bestaat uit de verschillende voornoemde documenten en de tegemoetkomingsaanvraag, wordt door de bandagist naar de adviserend geneesheer gestuurd, voor akkoord. Voor de dossiers betreffende de loophulpmiddelen is er geen voorafgaand akkoord van de adviserend geneesheer nodig.

    Op verzoek van de patiënt stuurt de verzekeringsinstelling een exemplaar van het aanvraagdossier naar het Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap.

Bron Riziv Situatie op: 04/2008