ARTHROSCOPIE: diagnose en behandeling van gewrichtsproblemen

Uw orthopedisch chirurg heeft u geadviseerd om een arthroscopie van de knie te ondergaan. In deze folder wordt u informatie gegeven over de mogelijkheden van een arthroscopie, de voorbereiding op de operatie, de operatie zelf en de nabehandeling.


Inleiding

Arthroscopie betekent: in het gewricht kijken. Dit is meestal de knie, soms de schouder, de enkel en af en toe de elleboog, de pols of de heup. Deze folder gaat voornamelijk over de knie.
Het kniegewricht betaat uit twee botdelen, het scheenbeen en het dijbeen. De uiteinden daarvan zijn bedekt met een laagje kraakbeen, zodat de knie soepel beweegt. Deze kraakbeenlaag is elastisch en kan schokken en stoten opvangen.
De bedoeling van een arthroscopie is om de diagnose beter te kunnen stellen. Verschillende aandoeningen in de knie (zoals meniscusscheuren, losse stukjes bot of kraakbeen kruisbandscheuren, kraakbeenbeschadiginen en slijmvliesontsteking) kunnen direct gezien worden zonder de knie helemaal open te snijden.
Een meniscusscheur (voetbalknietje) leent zich bij uitstek voor een arthroscopische behandeling. Alleen het gescheurde deel wordt verwijderd en het intakte deel blijft op zijn plaats. Dit is beter voor het gewricht omdat verwijdering van de gehele meniscus tot slijtage kan leiden.
Losse stukjes kraakbeen en bot kunnen ook door middel van een arthroscopie worden verwijderd. Een kruisbandscheur kan in vele gevallen met intensieve oefentherapie worden behandeld. Een kruisband geneest nooit spontaan en als deze eenmaal gescheurd is, dan blijft dit zo. Een goede spierconditie kan dit probleem vaak goed verhelpen. Soms is hiervoor echter een aparte operatie nodig. Beschadigd kraakbeen kan echter niet worden hersteld. Enig herstel is mogelijk, maar gaat zeer langzaam.
Bij sommige afwijkingen kan na het stellen van de diagnose tijdens dezelfde operatie meteen de behandeling volgen. Een groot voordeel van arthroscopische operaties is dat het herstel in het algemeen heel vlot verloopt en dat vrijwel altijd direct na de ingreep de knie weer volledig belast mag worden.


Welke verdoving wordt toegepast?

De operatie vindt plaats onder algehele narcose of plaatselijke verdoving. Plaatselijke verdoving kan worden gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor u weinig of niets van de operatie merkt. Bij opname kunt u uw keuze met de anesthesist bespreken.


De operatie

Er wordt een dun kijkertje (arthroscoop) via een klein (1 cm) sneetje aan de voorkant van de knie ingebracht. De kijker wordt aangesloten op een videocamera, die weer verbonden is met een beeldscherm. De kijker wordt tevens aangesloten op een lichtkabel waardoor de binnenkant van het gewricht goed verlicht wordt.
Via een aparte aan- en afvoeropening wordt het gewricht voortdurend gespoeld met een zoutwateroplossing.
Tijdens de operatie kan een tangetje of schaartje in het gewricht worden gebracht om de ingreep uit te voeren. De ingreep duurt ongeveer een half uur.
Soms wordt tijdens de operatie besloten om direct een grotere snee in de knie te maken omdat de gevonden aandoening niet met een arthroscopie te behandelen is.
De nabehandeling wordt dan vaak anders, vaak langduriger en er wordt daarna nog wel eens gips aangebracht.

De operatiesneetjes worden afgeplakt met hechtpleister en afgedekt met gaas en verband.


Nabehandeling

Pijnstillers zijn soms nodig. Een eenvoudige pijnstiller als paracetamol is vaak voldoende. Buigen van de knie mag, maar met mate omdat de wondjes anders openspringen. Meestal is het niet aan te raden de knie meer dan negentig graden te buigen.
Lopen mag eveneens met mate, dus echte wandelingen en dergelijke dienen de eerste twee tot drie dagen te worden vermeden.
Krukken zijn vrijwel nooit nodig, tenzij uw arts dit voorschrijft. Douchen moet u uitstellen tot de wondjes gesloten zijn (meestal na vijf dagen) wegens infectiegevaar.
Als het nodig is krijgt u fysiotherapie, maar vaak is zelf oefenen voldoende. Het volstaat om bijvoorbeeld vijf maal per dag het bovenbeen in zittende houding (op tafelrand of rechte stoel) tien tot vijftien maal, vijf seconden lang stevig aan te spannen. Dit kan gedurende de eerste week worden volgehouden.
Na een eenvoudige arthroscopische ingreep kan ontslag naar huis dezelfde dag plaatsvinden. In een aantal gevallen volgt nog een overnachting, bijvoorbeeld als de anaesthesist dit beter vindt.


Complicaties

Bij elke operatie kunnen complicaties optreden. Bij arthroscopie komt dit gelukkig zelden voor. Complicaties kunnen zijn: langdurige en forse zwelling, bloeding in de knie en heel zelden gewrichtsontsteking. Heel soms ontstaat een trombosebeen. Er is dan een bloedstolsel gevormd dat een ader in het been verstopt. Ter voorkoming hiervan wordt vaak heparine of Sintrom gegeven.


Poliklinische controle

De poliklinische controle vindt plaats een tot twee weken na de ingreep, op advies van uw arts. De hechtpleisters mag u een week na de operatie zelf verwijderen. Soms is er een tweede controle nodig, als de genezing nog niet optimaal is. Na genezing zijn de huidwondjes vaak nog dik. Dit komt doordat het onderliggende kapsel ook geopend is en wat langere tijd nodig heeft om te genezen. Dit neemt drie tot vier weken tijd.


In de volgende gevallen dient u met de behandelend arts contact op te nemen:
-Als de hele knie dik wordt en/of meer pijn gaat doen.
-Als u niet meer op het been kunt staan, terwijl dit tevoren goed mogelijk was.

Werkhervatting

Het moment waarop u weer kunt werken is afhankelijk van de aard van de ingreep en het soort werk dat u doet. In het algemeen wordt twee weken aangehouden voor zittend werk en drie weken voor zwaarder werk.
Sporthervatting kan ook variëren met het type sport. Het is niet verstandig contactsporten binnen een maand te hervatten.
Zwelling als reactie op activiteit is een sein dat u het wat rustiger aan moet doen

Bron: voorlichtingsfolders 05/2006