Cervicale prothese
Cervicale discusprothese
1: De halswervelzuil
De halswervelzuil bestaat
uit een keten van wervels, telkens met vooraan een wervellichaam, daarachter
het ruggenmergkanaal en helemaal achteraan de wervelkolom. Tussen de wervellichamen
bevindt zich de tussenwervelschijf of discus. Deze bestaat uit een rubberachtige
ring en in het midden ervan een geleiachtige substantie. Het geheel werkt als
een veersysteem; terwijl rubberachtige ring ook een stevige vasthechting aan
de wervellichamen boven en onder heeft, zodat de bewegingen tussen deze twee
wervellichamen kunnen worden gecontroleerd. Achteraan wordt de verbinding tussen
de wervels uitgemaakt door een klein gewricht dat links en rechts zit, en de
klassieke vorm heeft van een gewricht vertoont met kraakbeen, een gewrichtskapsel,
enz
..
De veroudering veroorzaakt
bij ieder van ons telkens opnieuw kleine scheurtjes in de rubberachtige ringen.
Hierdoor kan op een bepaald ogenblik de gel die centraal zit, op
een aantal niveaus verdwijnen. Soms verwekt dit proces matige pijn in de hals,
doch veelal verloopt het zonder klachten of symptomen.
Onder bepaalde omstandigheden
kan echter een scheur in de rubberachtige ring ontstaan , waardoor een stuk
hiervan min of meer loskomt en zich gaat verplaatsen, meestal naar achter toe.
Men spreekt dan van een discushernia.
Onmiddellijk achter het
verplaatste gedeelte ligt echter het ruggenmerg en aan beide zijden ervan een
zenuwwortel, zodat een druk kan ontstaan op het ruggenmerg of een zenuwwortel.
Dit kan niet alleen pijn maar ook uitvalsverschijnselen veroorzaken: gevoelsstoornissen
of verlammingen, krachtsvermindering in de armen en in extreme gevallen ook
in de benen, met verlies van controle over ontlasting en urinelozing.
U hebt een discushernia;
en wanner de natuur er niet in slaagt om op een redelijk termijn een genezing
te bewerkstelligen; kan een ingreep noodzakelijk zijn.
Ook progressieve uitvalsverschijnselen
( steeds meer gevoelsstoornissen of krachtsvermindering, steeds meer controleverlies
over ontlasting of urinelozing) kunnen een reden vormen om te beslissen tot
operatie.
Samen met U zal de chirurg
beslissen tot het verwijderen van de hernia en het vervangen van de discus door
een prothese.
Een prothese zou de geopereerde schakel soepel houden en dus problemen op hogere
en lagere schakels ( zoals vroegtijdige slijtage) tegenhouden. Dit alles is
nog niet met zekerheid bewezen en is momenteel gesteund op veronderstellingen.
De reden hiervoor is dat deze technologie nog te recent is om voldoende bewijsmateriaal
te leveren
2. De Indicaties
De beste indicatie is een
zachte discushernia op het niveau C4-C5, C5-C6 of C6-C7. Er mag geen artrose
van de facetgewrichten ( kleine gewrichtjes achteraan) aanwezig zijn en ook
geen vernauwing van het mergkanaal. De schakel die wordt geopereerd moet bewegelijk
genoeg zijn; echter niet te beweeglijk. Er mag geen infectie of tumor aanwezig
zijn. Dit alles wordt uitgesloten met gespecialiseerde onderzoekingen vooraf
aan de operatie.
3.De voorbereiding op de operatie
De patiënt wordt voor
de operatie onderzocht voor mogelijke tegen aanwijzingen of risicos. Allergieën,
bepaalde problemen met
Een aantal technische onderzoekingen zoals bloedafname, radiografie van de borstkas
en een filmpje van het hart (EKG) kunnen vooraf nodig zijn.
Alle ingenomen medicatie moet worden vermeld op voorhand, omdat sommige van
deze medicamenten speciale maatregelen vereisen tijden de operatie of de verdoving.
De operatie gebeurt onder algemene verdoving. De specifieke problemen die hiermee
kunnen gepaard gaan worden de avond voor of de ochtend van de ingreep met de
anesthesist besproken.
4. De Ingreep
Het principe berust op
het verwijderen de hernia die de druk op de zenuwen en/of op het ruggenmerg
veroorzaakt. De operatie wordt zoals de meeste nekoperaties via de voorkant
gedaan. Dit is een veilige en de meest klassieke toegangsweg tot de nekwervels.
De tussenwervelschijf wordt volledig weggenomen. Om de schijf te vervangen wordt
een prothese geplaatst.
De prothese bestaat uit twee delen die ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.
Er bestaan verschillende type prothesen. Deze bestaan hetzij uit alleen metaal
( metal on metal), ofwel uit metaal en polyethyleen.
Voor het plaatsen van een prothese worden een aantal plaats-instrumenten en
speciale meet instrumenten gebruikt.
De oppervlakten van de
plaatjes zijn zodanig bewerkt dat ze in de bovenste en onderste wervel vastgroeien.
Aan het einde van de operatie
wordt meestal een buisje in de wonde gelegd (drain) gedurende de eerste 24 uur
om eventueel resterend bloed af te zuigen.
5. De eerste dagen na de
operatie
Na het ontwaken in de ontwaakzaal
mag de patiënt terug naar zijn kamer op de dienst Orthopedie.
Na de operatie is de pijn in de arm soms meteen weg, mag lang niet altijd.
In de hals is er altijd wat pijn ten gevolge van de operatie, meestal de eerste
dagen. Hiervoor krijgt U de aangepaste pijnstilling.
Sliklast en lichte heesheid zijn normaal gedurende de eerste week. Dit is ten
gevolge van zwelling van de slokdarm en de luchtpijp.
Het buisje in de wonde zal 24 uur na de operatie worden verwijderd. De dag na
de operatie mag de patiënt onder begeleiding uit bed. Wanneer U in staat
bent om een volledige gang af te stappen en de trappen te doen mag U naar huis.
Als thuis medicatie krijgt U, indien geen contra-indicatie,
ontstekingsremmers om overdadige kalkvorming rond de prothese tegen te gaan.
Dit laatste zou de prothese onbewegelijk maken; en dus het nut van zulke prothese
volledig uitschakelen.
6 . Het herstel
De snelheid van herstel
zal natuurlijk afhangen van de duur en de ernst van de aandoening. Langdurig
bestaande pijnen of langdurig bestaande uitvalsverschijnselen genezen meestal
veel trager, en het herstel van zenuwen kan vele maanden tot zelfs één
a twee jaar duren.
De uitstralingsklachten in de armen ( pijn, krachtsvermindering of gevoelsverandering)
herstellen al naargelang de ernst van het zenuwletsel, en het al of niet snel
optreden ervan.
De eerste weken na de ingreep zal U nog veel moeten rusten; waarna U geleidelijk
U activiteiten mag opdrijven.
Meestal wordt na een drietal maand een volledige normale activiteit toegestaan.
7. De Opvolging
Na de ingreep zal U door
uw huisarts en specialist worden opgevolgd. Een controle raadpleging bij uw
specialist is voorzien op drie weken, zes weken, drie maand en één
jaar na de ingreep. Telkens zal een radiografie worden genomen. In geval van
krachtsverlies krijgt U ook kinesitherapie om de recuperatie te versnellen.
8. Mogelijke verwikkelingen
Elke operatie houdt een
aantal mogelijke risicos en verwikkelingen in. Door het gebruik van de
modernste technieken en materialen probeert de chirurg deze risicos tot
een minimum te beperken.
- infectie: Zoals na elke
operatie kan ook hier een microbe in de
wonde terecht komen en een infectie veroorzaken. Dit kan een diepe infectie
veroorzaken Er is dan meestal een tweede ingreep en een langdurig verblijf (
van weken tot maanden) in het ziekenhuis nodig. Een meer oppervlakkige infectie
kan wondproblemen met zich meebrengen; doch dit kan op enkele dagen tot weken
opgelost worden. Om een infectie zoveel mogelijk te voorkomen, krijgt iedere
patiënt de eerste dag van operatie antibiotica via een infuus ( baxter).
- Loskomen van de componenten:
de theoretische mogelijkheid bestaat dat een prothese niet vastgroeit in de
aanpalende wervels en bijgevolg loskomt. In de praktijk is dit zeldzaam. In
dat geval moet de prothese worden uitgehaald en moet een fusie ( vastzetten
van de wervels aan elkaar) worden uitgevoerd.
- Tijdelijke zenuwuitval: tijdens de operatie dient de chirurg het ruggenmerg
en de zenuwen te manipuleren. Dit kan leiden tot een tijdelijke zenuwuitval
met als gevolg verminderde kracht of gevoel in de arm. Deze zenuwuitval kan
enkele dagen tot meerdere maanden duren.
- Nabloeding: Soms treedt er een nabloeding op. In dit geval kan het bloed zich
in de wonde opstapelen en een druk op de luchtpijp of het ruggenmerg gaan veroorzaken.
Het is dan noodzakelijk de wonde terug open te maken. Meestal treedt deze verwikkeling
op de eerste drie a vier dagen.
- Algemene verwikkelingen: Door een langere periode van stilliggen kan zich
een klonter in een ader vormen , waardoor de ader kan ontsteken en verstoppen.
Men spreekt dan van flebitis (aderontsteking). Om dit te voorkomen zal de verpleging
U stimuleren om zo snel mogelijk na de ingreep uit uw bed te komen. De verpleging
zal U ook onderhuidse spuitjes geven in de buik en U speciale kousen ( flebitis
kousen) laten aantrekken.
Door zon flebitis zal uw verblijf in het ziekenhuis met enkele dagen verlengd
worden; doch het verloop van uw herstel zal onveranderd blijven.
Bron:
bor 10/2005