Het ontstaan van pijnprikkels: waar komen ze vandaan en hoe wordt het lichaam ze gewaar?

Terug naar de homepage
Terug naar het info overzicht

Pijn is een natuurlijk beschermingsmechanisme. Zonder pijn zouden we niet kunnen overleven. Pijn is een noodzakelijk waarschuwingssignaal dat ons erop attent maakt dat er ergens iets niet goed gaat en dat ons ervoor behoedt om risico’s te lopen.
Pijn wordt waargenomen op 2 niveaus: het perifere niveau (de plek waar het pijn doet) en het centrale niveau (de plaats in de hersenen waar de pijnprikkel ontvangen wordt). Het verloop van een pijnprikkel is verschillend voor acute en chronische pijn.
Hoe ontstaat acute pijn?
2 typen van zenuwuiteinden
Op ons lichaam bevinden zich twee typen van zenuwuiteinden, de snelle A-deltavezels en de langzamere C-vezels. De zenuwuiteinden zijn gevoelig voor onder andere druk en temperatuur waardoor ze aan de basis liggen van het ontstaan
van pijn. Op de zenuwuiteinden bevinden zich lichaamseigen stoffen die in kleine hoeveelheden vrijkomen op de plek waar pijnprikkels ontstaan; we noemen ze neurotransmitters ofwel de 'boodschapperstoffen' van het zenuwstelsel.
Hoe werken die vezels?
Stel dat iemand een prik krijgt. Bij dergelijke pijnprikkels treedt eerst een stekende pijn op door de actie van de snelle
A-deltavezels en daarna een branderig gevoel door de activiteit van C-vezels. De stekende pijn waarschuwt ons dat er weefselbeschadiging is, terwijl de brandende pijn de bron van langer ongemak is.
Verder...
De snelle A-deltavezels en langzamere C-vezels transporteren de pijnprikkels naar de achterhoorn van het ruggenmerg.
Vervolgens worden de prikkels via banen overgedragen naar de hersenen.
In de hersenen
Binnenin de hersenen ligt een centraal pijnregelsysteem, de thalamus. De thalamus wisselt informatie uit met het
bewuste gedeelte van de hersenen, met name de hersenschors. Indien de pijnprikkel vanuit het ruggenmerg en de
thalamus sterk genoeg is, bereikt deze onze hersenschors. Pas op dat moment worden we ons bewust van de pijn.
De weg die een pijnprikkel uit de C-vezels aflegt, is dezelfde als die van de snelle A-deltavezels, alleen schakelen zij
over op andere gedeelten van de hersenstam om daarna de thalamus te bereiken.
Hoe ontstaat chronische pijn?
Men spreekt over chronische pijn wanneer die tussen 3 à 6 maanden aanhoudt. Voor het ontstaan van chronische pijn
zijn diverse oorzaken aan te geven, zoals:
het type neurotransmitterstof (de stof die vrijkomt bij een pijnprikkel) verandert
het aantal en het type van receptoren (de snelle A-deltavezels en de trage C-vezels) verandert
binnen het zenuwstelsel kunnen nieuwe ‘verbindingen’ tot stand komen tussen zenuwbundels of zenuwen.
Bij onderzoek met ratten is aangetoond dat als een grote zenuwbaan wordt doorgesneden, niet alleen veranderingen
op de plek van de verwonding zelf optreden, maar ook in het centrale zenuwstelsel zelf. Daardoor kunnen kortsluitingen
ontstaan tussen zenuwen die pijn geleiden en zenuwen die de tastzin geleiden, waardoor het aanraken van de huid
bijvoorbeeld pijnlijk kan worden. Die pijn noemt men ook wel zenuwpijn of neuropathische pijn.
Zo ontstaat waarschijnlijk ook ons pijngeheugen: pijnlijke gebeurtenissen in het verleden kunnen littekens achterlaten binnen het systeem. Fantoompijn (pijn in een geamputeerd lichaamsdeel) is een van de duidelijkste aanwijzingen voor het bestaan van een pijngeheugen.
Welke factoren zijn ook nog bepalend voor pijn
De factor pijngevoeligheid (pijndrempel) is erfelijk bepaald.
De omgeving kan invloed uitoefenen en pijn is dan ook afhankelijk van de cultuur waarin men leeft.
Uitingen van pijn verschillen van cultuur tot cultuur.
Het moment waarop de pijnprikkel wordt ervaren en de toestand waarin wij verkeren hebben invloed op de
pijnbeleving (soldaten hebben tijdens een oorlogsvoering een hogere pijngrens).

Partena 02/2007