Standscorrectie van de arthrotische knie.

Terug naar de homepage
Terug naar het info overzicht


Uw orthopedisch chirurg heeft voorgesteld de ongunstige stand van uw knie te verbeteren en daardoor de pijn te doen verminderen.

Inleiding
Het kniegewricht is een scharniergewricht. Het bestaat uit twee botdelen, het scheenbeen en het dijbeen. De uiteinden daarvan zijn bedekt met een laagje kraakbeen, zodat de knie soepel beweegt. Deze kraakbeenlaag is elastisch en kan schokken en stoten opvangen.


Oorzaken

Artrose is een aandoening van het gewricht, waarbij de kraakbeenlaag die het gewricht bedekt aangetast wordt en het onderliggende bot gedeeltelijk bloot komt te liggen. De kraakbeenlaag kan op den duur geheel verdwijnen. In de knie bestaat de aandoening vaak aan één kant (de binnen- of buitenkant) van het kniegewricht. Door botverlies aan die kant gaat de knie naar de andere kant uitwijken, zodat op deze manier een X-knie of een O-knie ontstaat.

Bij een beschadigde of versleten knie treedt pijn meestal op bij (trap)lopen en lang staan. Ook startpijn komt voor. Fietsen levert doorgaans de minste klachten op. Uit wetenschappelijk onderzoek en lange ervaring blijkt dat in die gevallen waarbij de artrose min of meer beperkt is tot één zijde van het kniegewricht een correctie van de afwijkende stand goede resultaten oplevert. Het inbrengen van een kunstknie kan hierdoor uitgesteld of zelfs vermeden worden.

Welke verdoving wordt toegepast?

De operatie geschiedt onder algehele narcose of plaatselijke verdoving. Plaatselijke verdoving kan worden gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor u weinig of niets van de operatie merkt. Bij opname kunt u uw keuze met de anesthesioloog bespreken.

De operatie

Met name bij een O-been stand van het been zal de correctie plaats vinden net onder de knie in het scheenbeen. Er wordt een snee gemaakt net onder de knie aan de voorzijde van het scheenbeen.

Op deze plaats wordt aan de buitenkant van het bot een wig genomen, de stand wordt gecorrigeerd en het bot wordt vastgezet met metalen krammen, een plaat met schroeven of door het vast maken van pennen die door de huid naar buiten steken (externe fixatie). De ingreep duurt ongeveer anderhalf uur. De eerste dag na de ingreep wordt begint het revalideren.

Medicijnen

Tijdens en na de operatie krijgt de patiënt medicijnen toegediend om trombose te voorkomen. Zgn. bloedverdunners als Sintrom mitis of Marcoumar worden meestal tot drie maanden na de operatie gegeven. Ook is het noodzakelijk tijdens (en soms na) de operatie antibiotica toe te dienen om het infectierisico (1-2%) te verkleinen. De eerste dagen na de operatie wordt tevens gezorgd voor een goede pijnstilling.

Nabehandeling

U zult enige dagen in het ziekenhuis moeten verblijven. Soms is als deel van de nabehandeling een gips noodzakelijk. Dit hangt af van de stevigheid waarmee het been weer aan elkaar vastgezet is. In het begin mag u het been gedeeltelijk belasten en moet u met krukken lopen. In de meeste gevallen zal de fysiotherapeut u daarbij helpen. U moet er op rekenen dat de genezing ongeveer zes weken in beslag neemt, maar dat er dan nog enige weken nodig zijn om weer volledig te functioneren.

Complicaties

Ondanks alle zorg die besteed wordt aan de operatie, kunnen er soms toch nog complicaties optreden zoals:

- Infectie
Hierbij bestaat de kans dat de genezing langer duurt
- De stand van de benen kan onvoldoende blijven, waardoor u pijn kunt blijven houden.
- Enige overcorrectie is goed, maar dit kan ook te veel zijn.
- De botstukken groeien niet aan elkaar, waardoor een tweede operatie nodig is.
- Ondanks anti-stollingstabletten kan thrombose ontstaan.
- Een enkele keer ontstaat een een uitval van een zenuw waardoor een klapvoet ontstaat. Door deze zenuwuitval is een aanpassing van de schoen noodzakelijk. De zenuwuitval kan tijdelijk of blijvend zijn.

Verwachting

Het resultaat zal zijn dat uw knie weer recht is, en dat de pijn voor het grootste deel of helemaal verdwenen is. Het inbregen van een kunstknie zal dan niet nodig zijn, of kan tenminste vele jaren uitgesteld worden.

In de volgende gevallen dient u met de behandelend arts contact op te nemen:
-Als de wond gaat lekken.
-Als de wond dik wordt en/of meer pijn gaat doen.
-Als u niet meer op het been kunt staan, terwijl dit tevoren goed mogelijk was.

Bron: ziekenhuis.nl 02/2006