Medtronic® en SynchroMed® zijn gedeponeerde handelsmerken van Medtronic, Inc.
1 Inleiding
Over deze handleiding
In deze handleiding worden de volgende onderwerpen behandeld:
Het doel van het infusiesysteem en wanneer een infusiesysteem niet gebruikt mag worden
2 Informatie over systeem en therapie
Doel van het infusiesysteem (indicaties)
Het SynchroMed II infusiesysteem is bedoeld voor patiënten die gedurende lange tijd geneesmiddelen of vloeistoffen toegediend moeten krijgen.
Uw infusiesysteem
Het infusiesysteem dient het geneesmiddel continu toe aan dat deel van uw lichaam waar het effect naar verwachting het grootst is. Uw arts of verpleegkundige programmeert uw pomp zodanig dat deze een constante of steeds verschillende hoeveelheid genees- middel toedient gedurende de hele dag.
Pomp - De pomp is een apparaat dat werkt op batterijen.
De pomp bevat de medicatie en geeft deze in voorgeschreven hoeveelheden af
aan uw lichaam. Een microprocessor in de pomp regelt de snelheid waarmee de
pomp de medicatie afgeeft.
In het midden van de pomp zit een reservoir- vulopening. Het midden van deze opening bevat een zelfdichtend rubber septum. Uw pomp kan worden bijgevuld met een naald die via de huid en dit septum wordt ingebracht. De medicatie wordt bewaard in het reservoir van de pomp.
De pomp is ook voorzien van een katheterpoort. Uw arts kan de katheterpoort gebruiken om geneesmiddelen of steriele oplossingen rechtstreeks in de katheter te spuiten zonder dat daarbij de pomp nodig is. Uw arts kan de katheterpoort ook gebruiken om diagnostische redenen, bijvoorbeeld om te controleren of de medicatie wel ongehinderd door de hele katheter kan stromen.
Katheter - De katheter is een dunne, flexibele slang die op de pomp is aangesloten via het katheteraansluitstuk. De pomp geeft via de katheter medicatie af aan dat deel van uw lichaam waar het effect het grootst zal zijn.
Contra-indicaties (wanneer mag het infusiesysteem niet worden geimplanteerd)
Het infusiesysteem mag niet worden geimplanteerd als:
Risico's en voordelen
Voordelen
Infusiesystemen worden doorgaans gebruikt wanneer traditioneleretherapieën ineffectief of ongeschikt worden geacht. Bij chronische pijn worden infusiesystemen vaak toegepast wanneer orale, intraveneuze of lokale geneesmiddelen onvoldoende pijnverlichting geven of vervelende bijwerkingen veroorzaken. Bij chemotherapie worden infusiesystemen vaak toegepast wanneer niet-gerichte afgifte van geneesmiddelen (waarbij de geneesmiddelen niet recht- streeks op een bepaalde plaats of bij een bepaald orgaan terechtkomen) minder effectief is of vervelende bijwerkingen veroorzaakt.
Infusiesystemen worden ook gebruikt wanneer alternatieve therapieën, zoals een externe pomp met een katheter door de huid heen of rechtstreekse injecties in het ruggen- merg of een inwendig orgaan, niet effectief genoeg of vervelend voor de patiënt zijn.
Uw arts zal u uitleggen waarom dit infusie- systeem voor u wordt aanbevolen. Uw arts bespreekt met u al uw vragen over uw therapie en de werking van het systeem.
Risico's van de operatie
Het implanteren van een infusiesysteem brengt risico's met zich mee die vergelijkbaar zijn met de risico's van andere chirurgische procedures, zoals pijn of infectie op de implantatieplaats na de operatie.
Het implanteren van een infusiesysteem dat geneesmiddel toedient aan uw ruggenmerg, brengt eveneens risico's met zich mee die vergelijkbaar zijn met de risico's van een rugoperatie of -ingreep, zoals:
Het implanteren van een infusiesysteem dat geneesmiddel toedient aan een ader of slagader, brengt risico's met zich mee, zoals:
Mogelijke systeemcomplicaties
Mogelijke systeemcomplicaties omvatten:
Door deze complicaties kan een operatie nodig zijn om de pomp of katheter te vervangen. Deze complicaties kunnen bovendien leiden tot weefselschade of een verlies of verandering van de therapie met als mogelijke gevolgen de terugkeer van de onderliggende symptomen, ontwennings- verschijnselen, ernstig letsel of zelfs de dood.
Waarschuwingen
Systeem en therapie
Interactie tussen geneesmiddelen en bijwerkingen - Vraag uw
arts naar de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen die betrekking hebben op
het desbetreffende geneesmiddel en naar de mogelijke interactie tussen geneesmiddelen,
potentiële bijwerkingen en signalen en symptomen waarvoor medische hulp
gezocht moet worden. Als de symptomen hiervan niet worden herkend en er geen
medische hulp wordt ingeroepen, kan dat ernstig letsel of overlijden tot gevolg
hebben.
Over- of onderdosering van genees- middel - Vraag aan uw arts
wat de verschijnselen van een overdosis en onderdosis van het geneesmiddel zijn.
Als de symptomen hiervan niet worden herkend en er geen medische hulp wordt
ingeroepen, kan dat ernstig letsel of overlijden tot gevolg hebben.
Vervangingsindicator - Uw SynchroMed II pomp is uitgerust met
een alarmvoorziening. Dit alarm gaat af wanneer de pomp het einde van zijn functionele
levensduur nadert. Wanneer dit alarm gaat, moet u contact opnemen met uw arts
om een afspraak te maken voor het vervangen van de pomp.
Als de pomp niet vervangen wordt na het afgaan van het alarm, zal deze na een periode van 90 dagen stoppen te werken. Als de pomp gestopt is, resulteert dit in verlies van therapie, wat kan leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood.
Elektromagnetische interferentie - Elektromagnetische interferentie (EMI) wordt veroorzaakt door een energieveld (elektrisch, magnetisch of een combinatie hiervan) dat door apparatuur thuis, op het werk of in openbare ruimtes of door medische apparatuur wordt opgewekt. De pomp heeft ingebouwde voorzieningen om zichzelf te beschermen tegen EMI van andere apparatuur. De meeste magnetische en elektrische apparaten waar u normaal mee te maken heeft, zijn doorgaans niet in staat de werking van uw pomp te verstoren. Krachtige elektromagnetische interferentiebronnen kunnen echter de volgende effecten veroorzaken:
Ontstekingsweefsel rond de intraspinale kathetertip - Rond de tip van de geimplanteerde katheter kan zich ontstekingsweefsel vormen, hetgeen kan leiden tot ernstig neurologisch letsel, waaronder verlamming.
Als u intraspinaal opioïden krijgt toegediend, moet u bij elk controlebezoek nauwkeurig worden onderzocht op nieuwe neurologische verschijnselen of symptomen. Uw arts moet u stelselmatig onderzoeken op de volgende verschijnselen of symptomen van ontstekingsweefsel:
Om blijvend neurologisch letsel te voorkomen, moet u zich onmiddellijk door uw arts laten onderzoeken wanneer u de volgende verschijnselen of symptomen bij uzelf opmerkt:
Als u intrathecaal baclofen krijgt toegediend, moet u bij elk controlebezoek nauwkeurig worden onderzocht op nieuwe neurologische verschijnselen of symptomen. Uw arts moet u stelselmatig onderzoeken op de volgende verschijnselen of symptomen van ontstekingsweefsel:
Medische procedures - Licht degene die u helpt altijd in over het feit dat er bij u een pomp is geimplanteerd voordat u medische onderzoeken, behandelingen of ingrepen ondergaat. Als u het medisch personeel hier niet over inlicht, kunnen er procedurele vertragingen ontstaan evenals beschadiging van het geimplanteerde systeem (waardoor een operatie nodig is om het systeem te repareren of te vervangen), ernstig letsel of zelfs de dood.
Activiteiten van de patiënt
Activiteiten op grote hoogte - Voordat u activiteiten op
grote hoogte onderneemt (zoals vliegen, bergwandelen of skiën), moet
u met uw arts bespreken wat de gevolgen van een lage luchtdruk zijn. Patiënten
die op grote hoogte wonen of reizen, worden blootgesteld aan een lagere luchtdruk
Als deze lage druk enige tijd aanhoudt, kan de infusiesnelheid van de pomp toenemen en op het hogere niveau blijven. Als uw arts van mening is dat een dergelijke toename van de infusiesnelheid een te groot risico voor u vormt, kan de arts het behandelings- voorschrift bijstellen zodat rekening wordt gehouden met deze hogere infusiesnelheid.
In zeldzame gevallen kan blootstelling aan een lagere druk ertoe leiden dat
de infusie- snelheid van de pomp meer dan 14,5% boven de geprogrammeerde infusiesnelheid
komt gedurende de periode dat de patiënt aan de lagere druk wordt blootgesteld.
Voor patiënten die aan een lagere druk zullen worden blootgesteld, kan
het behandelings- voorschrift worden aangepast.
Activiteiten met blootstelling aan hoge temperaturen - Maak geen gebruik van bubbelbad, hete douche, stoombad, sauna of hoogtezon als de temperatuur er hoger is dan 39° C. De infusiesnelheid van de pomp is mede afhankelijk van de lichaams- temperatuur. De infusiesnelheid neemt toe wanneer de temperatuur stijgt. Een grote toename kan tot gevolg hebben dat de pomp te veel medicatie afgeeft. Dit kan leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood
Activiteiten waarvoor overmatig draaien of uitrekken vereist is - Vermijd activiteiten die te veel kracht op de geimplanteerde onderdelen van het infusiesysteem uitoefenen. Bij activiteiten die gepaard gaan met plotselinge, extreme of vaak herhaalde bewegingen (buigen, draaien, springen, uitrekken, enz.), kunnen de onderdelen worden beschadigd of kan de katheter losraken. Er kan dan een operatie nodig zijn om de onderdelen te repareren of te vervangen. De katheter kan ook knikken of verstopt raken, waardoor het geneesmiddel niet kan worden toegediend en de therapie verandert of stopt, wat kan leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood.
Manipulatie van onderdelen (Twiddler's- syndroom) - Probeer
zo min mogelijk aan de pomp of katheter te komen (dit wordt wel het Twiddlers-syndroom
genoemd). Dit kan huiderosie of schade aan de onderdelen veroorzaken. Bovendien
kan de katheter losraken, knikken of van zijn plaats raken. Als de onderdelen
van het infusiesysteem beschadigd zijn, kan een operatie nodig zijn om de onderdelen
te repareren of te vervangen. Het losraken of knikken van de katheter kan leiden
tot het weglekken van geneesmiddel of ruggenmergvloeistof in het weefsel en
weefselbeschadiging, of tot verlies of verandering van therapie met als mogelijk
gevolg ernstig letsel of zelfs de dood.
Door manipulatie kan de pomp ook worden omgedraaid, waarna deze niet meer kan
worden bijgevuld.
Reizen door de patiënt - Breng uw arts of verpleegkundige
op de hoogte van uw reisplannen. Zij hebben deze informatie nodig om de zorg
voor u en het bijvullen van de pomp te kunnen coördineren en om te voorkomen
dat er verlies of verandering van therapie optreedt, wat zou kunnen leiden tot
ernstig letsel of zelfs de dood.
Bijvullen - Kom op de afgesproken tijdstippen terug voor het
bijvullen van de pomp. Als u niet op de aangegeven tijden terugkomt om de pomp
te laten bijvullen, kan de daadwerkelijke infusiesnelheid van de pomp langzamer
zijn dan verwacht. Dit leidt tot verlies of verandering van therapie met als
mogelijk gevolg ernstig letsel of zelfs de dood. Als u niet op de aangegeven
tijden terugkomt, kan de pomp ook beschadigd raken, waardoor een operatie nodig
is om de pomp te vervangen.
Duiken of gebruik van drukkamers - Duik niet dieper dan 10
meter onder water en maak geen gebruik van drukkamers met een druk hoger dan
2,0 atmosfeer absoluut (ATA). Bij een grotere diepte dan 10 meter onder water
(of een hogere druk dan 2,0 ATA) kan de pomp beschadigd raken, waardoor een
operatie nodig is om de pomp te vervangen.
Uw arts kan het gevaar voor beschadiging van de pomp bij hyperbare therapie
beperken door de pomp vóór blootstelling aan een hoge druk met
de bijbehorende bijvulset geheel te vullen en het huidige behandelings-
voorschrift te handhaven. Bespreek vooraf met uw arts wat de gevolgen van duiken
of het gebruik van drukkamers zijn. Naarmate de druk toeneemt, neemt de infusiesnelheid
af. Wanneer de druk steeds verder toeneemt, zal uiteindelijk de therapie veranderen,
wat kan leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood.
Voorzorgsmaatregelen
Interactie tussen het artsenprogrammeer- apparaat en een cochleair
implantaat - Als u een cochleair implantaat heeft, houdt u tijdens
het programmeren het uitwendige deel van het cochleaire systeem zo ver mogelijk
bij het artsenprogrammeerapparaat vandaan of schakelt u het cochleaire implantaat
uit om onbedoelde hoorbare klikken te voorkomen.
Interactie tussen het artsen- programmeerapparaat en andere actieve
geimplanteerde apparaten - Als u zowel een pomp als een ander actief
geimplanteerd apparaat heeft (bv. een pacemaker, een defibrillator of een neurostimulator):
Nadat een van beide apparaten opnieuw is geprogrammeerd, moeten de geprogrammeerde instellingen van beide apparaten zo snel mogelijk, voordat u het ziekenhuis verlaat, worden gecontroleerd door artsen of verpleegkundigen die bekend zijn met deze apparaten om na te gaan of geen onbedoelde veranderingen in de programmering zijn aangebracht.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts bij symptomen die verband kunnen houden met een van beide apparaten of met de aandoening waarvoor u met dat apparaat wordt behandeld.
Aanwijzingen voor de patiënt
Uw arts dient u te informeren over:
Behandelingsstrategie
Het beste resultaat wordt verkregen wanneer u volledig wordt geïnformeerd
over de risico's en voordelen van de therapie, de chirurgische procedure en
de vereisten voor follow-up en zelfhulp. Voor een maximaal profijt van het
infusiesysteem moet u tot lange tijd na de operatie worden gevolgd.
Hoe werkt het infusiesysteem?
De medicatie wordt bewaard in het reservoir in de pomp. De pomp stuwt de medicatie vanuit het pompreservoir via de katheter naar de infusieplaats
Uw arts of verpleegkundige programmeert de pomp om de specifieke hoeveelheid geneesmiddel automatisch toe te dienen op bepaalde tijdstippen.
Voor het programmeren van de pomp wordt gebruik gemaakt van een artsenprogram- meerapparaat om de voorgeschreven therapie-instellingen naar uw pomp te verzenden. Uw arts of verpleegkundige gebruikt het artsenprogrammeerapparaat om, indien nodig, de therapie-instellingen te veranderen tijdens vervolgafspraken.
Tijdens deze vervolgafspraken zal uw arts of verpleegkundige tevens de pomp bijvullen door een naald in de reservoirvulopening te steken en zo het geneesmiddel in het pompreservoir te spuiten.
Herstel en nazorg
Zorg ervoor dat zorgverleners tijdens uw herstel van de operatie en daarna bekend zijn met de informatie in het gedeelte Herstel en nazorg.
Herstellen van de operatie
De genezing na de operatie duurt een paar weken. Het is normaal dat de incisie- plaats(en) enig ongemak veroorzaken en dat u gedurende twee tot zes weken enige pijn heeft op de implantatieplaats.
Uw arts kan u ook fysiotherapie of medicijnen voorschrijven om de pijn te
verlichten.
Volg altijd de aanwijzingen van uw arts op.
Vermijd activiteiten waarbij u zich moet buigen of strekken; door deze bewegingen kan de katheter worden verplaatst, waardoor de therapie verandert.
Vermijd tijdens het herstel de volgende activiteiten:
Als u zich beter begint te voelen, kunt u langzamerhand een groot aantal activiteiten hervatten, zoals:
Vergeet niet dat u zich beter moet gaan voelen als u uw dagelijkse activiteiten hervat, en niet slechter.
Opmerking:
Als u zich aanpast aan een leven met een betere onderdrukking van
uw symptomen, kunt u desgewenst activiteiten proberen die voor de operatie
onmogelijk waren. Bespreek met uw arts welke mate van activiteit u aankunt.
Patiëntenidentificatiekaart
Als u het ziekenhuis verlaat, geeft uw arts u een patiëntenidentificatiekaart. Op deze kaart vindt u gegevens over uzelf, uw pomp en uw arts. Zorg dat u deze kaart altijd bij u heeft. Als u verhuist, een andere arts krijgt of de kaart verliest, kunt u bij Medtronic een nieuwe kaart aanvragen. Zie de lijst met contactgegevens van Medtronic aan het einde van deze handleiding.
 In het ziekenhuis ontvangt u een voorlopige identificatiekaart. Zodra Medtronic uw implantatieregistratie heeft ontvangen van het ziekenhuis, ontvangt u een definitieve identificatiekaart.
Vervolgafspraken
Uw arts of verpleegkundige zal regelmatig een vervolgafspraak plannen. Tijdens
de vervolgafspraak vult de arts of verpleeg- kundige uw pomp bij en controleert
hij of zij uw systeem om er zeker van te zijn dat u de optimale therapie ontvangt.
De frequentie van de vervolgafspraken kan variëren van eenmaal per week
tot enkele malen per jaar.
De bijvuldata zijn afhankelijk van:
Gewoonlijk krijgt u tijdens een vervolg- afspraak een injectie om de pomp bij te vullen. De arts of verpleegkundige controleert eveneens de pomp en stelt zo nodig het behandelingsvoorschrift bij.
Wanneer moet u uw arts of verpleegkundige
bellen?
Neem contact op met uw arts of verpleeg- kundige als een van de volgende situaties zich voordoet:
Wat moet u doen als u een alarm hoort?
Uw pomp beschikt over alarmfuncties, die afgaan als:
Als het alarm gaat, moet u zo snel mogelijk contact opnemen met uw arts of verpleegkundige.
Veelgestelde vragen
Hoe lang gaat de batterij van de pomp mee?
De batterij gaat ongeveer 6 tot 7 jaar mee, afhankelijk van de hoeveelheid medicatie die de pomp moet afgeven.
Kan de batterij van de pomp opnieuw worden opgeladen?
Nee.
Wanneer moet de pomp of de katheter worden vervangen?
Uw arts of verpleegkundige controleert het ladingsniveau van de batterij met een artsenprogrammeerapparaat. Wanneer de batterij leeg begint te raken, maakt uw arts een afspraak voor het vervangen van de pomp.
De pomp kan ook aan vervanging toe zijn als de pomp mechanische problemen heeft of als er complicaties zijn met de katheter.
Voor het repareren of vervangen van de pomp of katheter is een operatie nodig.
Hoe groot is de pomp?
De pomp is rond. De pomp is ongeveer 8,8 cm breed en 2,5 cm dik.
Is de pomp zichtbaar door mijn kleren heen?
Afhankelijk van uw lichaamsbouw kan de pomp zichtbaar zijn als een bobbeltje onder de huid. Uw arts zal echter proberen de pomp in een gebied te plaatsen waar u er geen last van heeft en waar het cosmetisch acceptabel is.
Zal het systeem mij beperken in mijn activiteiten?
In het algemeen niet. U zult vermoedelijk in staat zijn uw gewone activiteiten
te hervatten. Raadpleeg echter uw arts of verpleeg- kundige voordat u zware
lichamelijke activiteit gaat ondernemen. Zie "Activiteiten van de patiënt"�voor
meer informatie.
Maakt de pomp geluid?
Nee, tenzij er een alarm afgaat.
Kan de pomp worden beinvloed door een magnetron?
Nee.
Kunnen er problemen optreden wanneer ik diefstaldetectoren of beveiligingsapparatuur passeer?
Uw pomp kan de metaaldetector af laten gaan. Laat het beveiligingspersoneel
uw patiëntenidentificatiekaart zien.
Kan ik in bad of onder de douche?
Vraag uw arts of verpleegkundige of u na de operatie direct al weer
mag douchen. U kunt beter wachten met in bad gaan totdat de hechtingen zijn
verwijderd en de incisies zijn genezen. Als de incisies eenmaal zijn genezen,
heeft een bad van minder dan 39° C geen nadelige gevolgen voor de pomp.
Kan ik een bubbelbad, een sauna of een stoombad nemen of onder de hoogtezon gaan?
Gebruik het bubbelbad, het stoombad, de sauna of de hoogtezon niet
als de temperatuur er hoger is dan 39� C. De druk in het reservoir van de
pomp is afhankelijk van de temperatuur. Als de temperatuur stijgt, neemt de
druk in het pompreservoir toe.
Een grote toename van de druk kan tot gevolg hebben dat de pomp te veel medicatie afgeeft. Dit kan leiden tot een overdosis van het geneesmiddel.
Kan ik reizen?
Breng uw ziekenhuis op de hoogte van uw reisplannen. Uw arts zal bepalen of u een afspraak dient te maken om de dosis van het geneesmiddel te beoordelen of om de pomp bij te vullen voor u vertrekt. Als de pomp bijgevuld moet worden tijdens uw reis, moet uw arts u doorverwijzen naar een arts die uw pomp bij kan vullen. Het regelen van een verwijzing kan enkele weken of langer duren
Genees ik door het infusiesysteem van mijn ziekte?
Het infusiesysteem zal de hoofdoorzaak van uw klachten niet wegnemen en u niet van uw ziekte genezen. Het systeem is een hulp- middel waarmee u de symptomen van uw ziekte onder controle kunt houden, zodat u mogelijk weer kunt deelnemen aan bepaalde activiteiten waartoe u niet meer in staat was. Naast het infusiesysteem kan de arts diverse andere therapieën toepassen om uw ziekte te behandelen.
Kan ik stoppen met het innemen van andere geneesmiddelen als ik het infusiesysteem eenmaal heb?
Uw arts bepaalt of u nog andere geneesmiddelen moet gebruiken.
Kan ik een motorvoertuig besturen?
Vraag uw arts voor informatie over hoe de voorgeschreven medicatie
uw rijgedrag kan beinvloeden.
Verwerking �van de geëxplanteerde
pomp
De pomp moet vóór begrafenis of crematie worden verwijderd.
In sommige landen is het voor de begrafenis verwijderen van geimplanteerde
apparaten met een batterij verplicht om milieutechnische redenen.
Ook voor crematie moet de pomp worden verwijderd, omdat de batterij door het
crematieproces zal exploderen. Verwijderde apparaten mogen niet opnieuw worden
gesteriliseerd of geimplanteerd.
3 Bijlage: Elektromagnetische interferentie (EMI)
Voorafgaand aan elke medische procedure moet u medisch personeel altijd vertellen dat bij u een infusiesysteem is geimplanteerd en ze tevens informeren over EMI. Als gevolg van een interactie tussen het infusiesysteem en andere apparatuur is er, zelfs wanneer beide goed werken, kans op de volgende effecten.
Waarschuwing
EMI (elektromagnetische interferentie) afkomstig van de volgende medische procedures of apparatuur kan het systeem beschadigen, de werking van het systeem verstoren of u letsel toebrengen. Als de procedure of apparatuur noodzakelijk is, moeten de volgende richtlijnen worden opgevolgd:
Diathermie - Er mag geen kortegolfdiathermie plaatsvinden binnen30 cm van uw pomp of katheter. Energie van diathermie kan een aanzienlijke stijging van de temperatuur in de omgeving van de pomp veroorzaken. Doordat de pomp de warmte vasthoudt, kan het weefsel rondom de pomp verder worden verhit. Als de pomp te heet wordt, kan deze meer dan de voorgeschreven hoeveelheid geneesmiddel gaan afgeven, wat tot overdosering kan leiden. De effecten van andere soorten diathermie (microgolf, ultrasound, enz.) op de pomp zijn onbekend.
Voorzorgsmaatregelen
EMI van de volgende apparatuur beinvloedt het infusiesysteem doorgaans niet,
mits onderstaande richtlijnen worden opgevolgd:
Botgroeistimulatoren - De spoelen van een externe magnetische
botgroeistimulator moeten ten minste 45 cm van het infusie- systeem vandaan
worden gehouden. Na gebruik van een implanteerbare of externe botgroeistimulator
moet uw arts controleren of het infusiesysteem nog op de gewenste wijze werkt.
Defibrillatie of cardioversie - Als u last krijgt van atrium- of ventrikelfibrilleren, komt uw overleving op de eerste plaats. Uit onderzoek is gebleken dat door externe defibrillatie de pomp over het algemeen niet beschadigd raakt. Na externe defibrillatie moet uw arts echter wel controleren of de pomp nog op de gewenste wijze werkt.
Elektromagnetisch veld van apparaten - Uit onderzoek is gebleken dat de motor van de pomp stilvalt wanneer deze wordt blootgesteld aan een magnetisch veld van 57 gauss of meer op een afstand van 5 cm of minder. Minder krachtige magneten op kortere afstanden kunnen de pomp ook stilzetten. Magnetische velden van 10 gauss of minder zullen de pomp doorgaans niet beïnvloeden. Wees voorzichtig en vermijd langdurige blootstelling aan de volgende apparatuur of omgeving:
Neem de volgende maatregelen als u vermoedt dat langdurige blootstelling de werking van de pomp verstoort:
1. Ga weg bij het apparaat.
2. Schakel het apparaat zo mogelijk uit.
3. Informeer de eigenaar of gebruiker van het apparaat over wat er is gebeurd.
Als door bovengenoemde handelingen de storingsverschijnselen niet worden verholpen of als u vermoedt dat uw therapie na blootstelling aan EMI niet hetzelfde meer is, neemt u contact op met uw arts.
Ultrasone instrumenten met hoge output of lithotripsie - Het gebruik van ultrasone instrumenten met hoge output of lithotripsie wordt afgeraden als bij u een pomp is geimplanteerd. Als lithotripsie toch noodzakelijk is, mag de stralenbundel niet op een plaats binnen een straal van 15 cm van de pomp worden gericht.
Laserprocedures - De laser moet bij het infusiesysteem vandaan gehouden worden.
Magnetic resonance imaging (MRI) - De werking van de pomp
is niet onderzocht bij gebruik van MRI-scanners met een veld- sterkte van
meer dan 1,5 T (tesla). Het wordt afgeraden een MRI-scan met een scanner van
meer dan 1,5 T uit te voeren bij patiënten met een pomp.
Uw arts zal u adviseren of in uw geval een MRI-scan kan worden gemaakt.
Tijdens een MRI-scan komt de pomp tijdelijk tot stilstand waardoor u dan geen genees- middel krijgt toegediend. Door de MRI-scan kan de SynchroMed II pomp tijdelijk een geluidssignaal afgeven. Dat is normaal tijdens MRI. Na voltooiing van de MRI-scan moet de pomp weer normaal werken.
De effecten van de tijdelijke onderbreking van de medicijntoediening zijn afhankelijk van het geneesmiddel in de pomp. Uw arts bepaalt of voor de duur van de MRI-scan andere toedieningsmethoden voor het geneesmiddel moeten worden toegepast en of de MRI-scan onder supervisie van een arts moet plaatsvinden. Na het maken van de MRI-scan moet uw arts controleren of de pomp nog goed werkt.
Tijdens het maken van een MRI-scan kunt u warmteontwikkeling rondom de pomp waarnemen of tintelingen voelen.
Als u echt last krijgt van het warmtegevoel of de tintelingen, moet de MRI-scan worder gestaakt en moeten de instellingen worden verlaagd om het gevoel te verminderen of te laten ophouden.
Tijdens een MRI-scan kunt u ook het gevoel hebben dat er zachtjes aan de pomp wordt getrokken. Met een elastisch kledingstuk of verband kan dat trekkende gevoel worden tegengegaan.
Bovendien kan het MRI-beeld in het gebied rond de pomp worden vervormd door het metaal in de pomp. De MRI moet worden bijgesteld om de beeldvervorming te beperken.
Psychotherapeutische procedures - De veiligheid van psychotherapeutische procedures waarbij gebruik wordt gemaakt van apparatuur die elektromagnetische interferentie genereert (bv. elektro- convulsieve therapie, transcraniale magnetische stimulatie), is niet vastgesteld voor patiënten met een geimplanteerd infusiesysteem. Een elektrische inductie- stroom kan leiden tot verhitting van de pomp met als gevolg overinfusie en ernstig letsel of zelfs de dood
Bestraling - Krachtige stralingsbronnen als kobalt-60 of gammastraling mogen niet op de pomp worden gericht. Als u in de buurt van de pomp moet worden bestraald, moet de pomp met lood worden afgeschermd om stralingsschade aan de pomp te voorkomen.
RF- (radiofrequente) of microgolf- ablatie - De veiligheid van RF- of microgolf- ablatie is niet vastgesteld voor patiënten met een geimplanteerd infusiesysteem. Een elektrische inductiestroom kan leiden tot verhitting van de pomp met als gevolg overinfusie en ernstig letsel of zelfs de dood.
Diefstaldetectoren en beveiligings- apparatuur - Als u in de buurt komt van diefstaldetectoren of beveiligingsapparatuur (zoals die vaak worden gebruikt op vliegvelden, in openbare bibliotheken en in warenhuizen), blijf dan niet halverwege staan en houd afstand van de apparatuur.
Therapeutische magneten (bv. magnetische matrassen, lakens, pols- en elleboogbanden) - Houd therapeutische magneten ten minste 25 cm van de pomp vandaan. Magnetische velden van 10 gauss of minder zullen de pomp doorgaans niet beinvloeden.
Opmerkingen
Huishoudelijke apparaten - Mits goed functionerend en correct geaard, zullen de meeste huishoudelijke apparaten de werking van het infusiesysteem niet beinvloeden.
Andere medische procedures - EMI afkomstig van de volgende medische procedures beinvloedt het infusiesysteem doorgaans niet:
Opmerking: Om vervorming van het beeld te voorkomen, moet de transducer ten minste 15 cm van het infusiesysteem vandaan worden gehouden.
Woordenlijst
Artsenprogrammeerapparaat - Een apparaat dat uw arts of verpleegkundige gebruikt om de hoeveelheid medicatie aan te passen die uw pomp afgeeft. Het program- meerapparaat communiceert met de pomp via radiogolven.
Diathermie - Een medische behandeling die uitwendig wordt toegepast en energie afgeeft aan het lichaam. Drie soorten energie die kunnen worden gebruikt, zijn kortegolf, microgolf en ultrasound. Afhankelijk van het gebruikte energieniveau kunnen diathermie- apparaten warmte genereren in het lichaam. Deze behandeling wordt doorgaans toegepast om pijn, stijfheid en spierspasmen te verlichten, gewrichtscontracturen te verminderen, zwelling en pijn na een operatie te verminderen en de wondgenezing te bevorderen.
Dosis - De afgegeven hoeveelheid geneesmiddel of vloeistof.
Infusiesnelheid - De hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid die de pomp afgeeft.
Infusiesysteem - Dit systeem bestaat uit een artsenprogrammeerapparaat, een geïmplanteerde pomp en een katheter. De geimplanteerde pomp geeft via de katheter medicatie af aan een specifiek deel van uw lichaam waar het effect het grootst zal zijn.
Katheter - Een dunne, flexibele slang die op de pomp is aangesloten.
De pomp geeft via de katheter medicatie af aan dat deel van uw lichaam waar
het effect het grootst zal zijn.
Lithotripsie - Vergruizing van een steen in het urinaire systeem
of in de galblaas gevolgd door het uitwassen van de overblijfselen. Lithotripsie
kan operatief uitgevoerd worden of door niet-invasieve methoden, zoals door
middel van een laser of schokgolven.
Ontstekingsweefsel - Een groeiende massa ontstoken lichaamscellen rond de tip van de geimplanteerde katheter, hetgeen kan leiden tot ernstig neurologisch letsel, waaronder verlamming.
Pomp - Het ronde metalen apparaat waarin de medicatie is opgeslagen die de pomp aan uw lichaam afgeeft.
Pompreservoir - De ruimte in de pomp waarin de medicatie is opgeslagen.
Programmeren - Het versturen van communicatiesignalen van
het artsen- programmeerapparaat naar de pomp.
Reservoirvulopening - De opening in het midden van de pomp
die uw arts of verpleegkundige gebruikt om de pomp te vullen. Uw pomp wordt
met een speciale naald gevuld; deze naald wordt via de huid
en het septum van de vulopening ingebracht.
Septum - Het zelfdichtende rubber onderdeel van de reservoirvulopening of de katheterpoort. Voor het bijvullen van de pomp wordt een naald via het septum ingebracht.
Therapie - Behandeling van een ziekte of aandoening. Als een infusietherapie is voorgeschreven, wordt er geneesmiddel of vloeistof aan een bepaalde plaats in het lichaam afgegeven door middel van een infusiesysteem.
Bron Medtronic bewerking: 23/08/2010