Toespraak Frank Vandenbroucke van 27 april
2002:
Multidisciplinaire pijncentra
Oprichting Vlaamse Pijnliga, Zandhoven
Goeie middag,
Mag ik de initiatiefnemers vooreerst feliciteren, niet
alleen met het inrichten van deze bijeenkomst, maar ook en vooral met de oprichting
van de Vlaamse Pijnliga. Het bundelen van ervaringen en informatie vanuit verschillende
invalshoeken kan de daadwerkelijke ondersteuning van de patiënt met chronische
pijn alleen maar ten goede komen. Tevens voel ik mij vereerd door Uw uitnodiging
om op deze stichtingsvergadering enkele punten van mijn beleid in dit verband
te kunnen toelichten.
Dat chronische pijn een belangrijk probleem is hoef ik
U uiteraard niet te vertellen. Ik vermoed dat U het mij eens zult zijn als ik
zeg dat de weerslag hiervan verder reikt dan het puur lichamelijk ongemak en
dat dit ook een belangrijke weerslag heeft op psychisch, sociaal en economisch
vlak. Hiermee dient terdege rekening gehouden te worden bij het uitwerken van
een adekwate aanpak van deze problematiek.
Het volstaat echt niet om simpelweg de terugbetaling
van pijnmedicatie te versoepelen, het gaat verder dan dat. Vandaar dat ik samen
met Minister Aelvoet het initiatief heb genomen om deze problematiek vanuit
een globale context te benaderen. Hiertoe werd met behulp van experten op vlak
van pijnbehandeling een zorgvernieuwingsproject uitgewerkt. Dit programma heeft
als doel de levenskwaliteit te verhogen niet alleen door de klachten en het
pijngedrag te verlagen, maar ook door het activiteitenniveau te verhogen en
wat minstens even belangrijk is, te pogen om de evolutie naar een chronisch
pijnsyndroom te voorkomen.
Hiertoe voorziet dit programma zoals U vermoedelijk allen
weet in een reeks maatregelen, waaronder de oprichting van de Multidisciplinaire
Pijncentra. De meerwaarde van dergelijke MPC in de geïntegreerde aanpak
van de moeilijkste gevallen is internationaal erkend. De structuur en werking
van deze MPC kan in grote lijnen als volgt worden samengevat : het zijn centra
die aansluiten bij ziekenhuizen, maar een eigen infrastructuur hebben zodat
ze als een duidelijke entiteit kunnen worden erkend. Het is dus niet de bedoeling
dat te midden van andere drukke activiteiten, tussendoor ook even naar een patiënt
met chronische pijn wordt gekeken, maar dat een specifiek hierop toegespitste
structuur wordt uitgebouwd.
Zeer belangrijk met het oog op de globale aanpak van
het probleem is dat dit centrum multidisciplinair werkt. Aan een dergelijk centrum
moeten minstens 3 artsen van verschillende disciplines en bedreven in de pijnbehandeling,
verbonden zijn. De huidige planning voorziet dat dit minstens 1 anesthesist
en 1 fysiotherapeut of reumatoloog gespecialiseerd in de revalidatie omvat.
Ook de samenwerking met een neurochirurg en psychiater wordt specifiek voorzien.
In dit centrum moet ook 1 voltijds psycholoog en 1 verpleegkundige met ervaring
op vlak van pijnbestrijding werkzaam zijn.
Dit team ziet patiënten met chronische pijn uitsluitend
op doorverwijzing van de behandelende arts, en dit kan zowel de huisarts als
de specialist zijn. Het is dus niet de bedoeling dat de patiënt hier rechtstreeks
naartoe stapt. Het is wel degelijk een gespecialiseerde structuur die zich bezig
houdt met de moeilijkste gevallen. Het is evident dat de behandelende arts,
die de medische voorgeschiedenis en globale achtergrond van de patiënt
het best kent, hier nauw bij betrokken dient te worden. Om deze interactie en
onderlinge bespreking mogelijk te maken, wordt uitdrukkelijk voorzien dat de
patiëntendossiers multidisciplinair, én met de behandelende arts
worden besproken. Dit moet ook voorkomen dat de onderzoeken die al werden verricht,
nodeloos worden overgedaan.
De MPC staan in voor de diagnose, maar ook de behandeling
van de patiënten. De term behandeling moet daarbij breed worden gezien.
Dit omvat niet alleen geneesmiddelen of bepaalde medische behandelingen en ingrepen,
maar juist ook die elementen die zo essentieel kunnen zijn bij de adekwate aanpak
van chronische pijn zoals aangepaste revalidatie en/of psychotherapie die erop
gericht is het pijngedrag te doorbreken.
Een bijkomende belangrijke taak van deze MPC, en daarbij
kom ik terug op hetgeen ik daarjuist reeds aanhaalde, is hun essentiële
rol in de preventie van chronische pijn. Naast de patiëntgerichte taken
en opdrachten hebben deze MPC ook een centrale rol te spelen in het informeren
van de patiënt en de opleiding en vorming van alle zorgverstrekkers die
met het probleem van pijn te maken hebben, waaronder naast de huisarts en de
specialist, bijvoorbeeld ook de aoptheker.
Om deze MPC toe te laten te functioneren, hebben we een jaarlijks bedrag van
3.345.000 Euro of 135.000.000 miljoen frank vrijgemaakt. Dat bedrag ligt er.
We moeten nu nog enkel ervoor zorgen dat deze centra daadwerkelijk van start
gaan. We zijn er bijna. Ik denk dat U met mij akkoord bent dat dit programma
wel degelijk vernieuwend is en dat het bestaande kotjes en structuren overstijgt.
Vernieuwing kost echter tijd. Vernieuwing wordt soms met Argusogen bekeken,
en roept vragen op. Vandaar dat de structuur binnen het RIZIV die de uitwerking
van dit programma moet verzorgen, met heel wat vragen - de één
al wat zinvoller dan de ander - wordt geconfronteerd. Feit is dat het Verzekeringscomité
van het RIZIV in de vergadering van 3 december 2001 de oprichting van deze MPC
heeft goedgekeurd, waarbij nu, in overleg met experten van de Belgian Pain Society
het aantal centra en de hiermee verbonden budgettering per centrum wordt vastgelegd.
De oprichting van deze MPC is een belangrijk element
in ons zorgvernieuwingsproject rond chronische pijn, maar zeker niet het enige.
We menen dat, opnieuw met het oog op en betere preventie van chronische pijn,
ook andere aspekten moeten uitgewerkt worden. Zo moet aan de hand van gerichte
informatie, de bewustwording van het probleem verbeteren. Dit geldt zowel naar
het publiek toe als naar de zorgverstrekkers. Trouwens, ik ben van oordeel dat
in de basisopleiding van artsen, apothekers, psychologen en verplegenden dit
onderwerp ook uitgebreider aan bod zou moeten komen. Ook kan geargumenteerd
worden dat in elk ziekenhuis, specifiek wordt voorzien in een zogenaamde algologische
functie, die waargenomen wordt door mensen die een specifieke opleiding
in de pijnbestrijding hebben genoten, en die tot taak heeft om alle diensten
een cultuur inzake pijnbehandeling bij te brengen.
We denken dat deze initiatieven ertoe zullen bijdragen
dat huisarts en specialist zo goed mogelijk gewapend zijn om van bij een eerste
contact het probleem van chronische pijn globaal in te schatten en te helpen
om de juiste indicaties voor doorverwijzing naar een MPC te stellen. Het is
evident dat deze laatste initiatieven niet uitsluitend tot mijn bevoegdheid
behoren. Verder overleg met de betrokken collegas in de Federale of Gemeenschapsregering
op vlak van Onderwijs en Volksgezondheid is op dit vlak nog nodig.
Ik hoop dat ik U een samenvatting heb kunnen geven van
de huidige stand van zaken van dit dossier en dank U voor Uw aandacht