Bij een algemene anesthesie spuit de anesthesist via uw infuus een slaapmiddel of intraveneus anestheticum in. Ondertussen houdt men boven uw mond een masker met zuivere zuurstof (de anesthesist zal u vragen om enkele keren diep in en uit te ademen). Na het inspuiten van deze medicatie zal u al zeer snel het bewustzijn verliezen.
In een aantal gevallen brengt men u onder narcose door u het slaapmiddel doorheen dat masker te laten inademen; in dit geval spreekt men van een inhalatie-anesthesie. Dit is een manier die frequent bij kinderen wordt gebruikt.
Tijdens een algemene anesthesie spuit de anesthesist naast een slaapmiddel ook een pijnstiller en in sommige gevallen een spierontspannend middel in.
Wanneer u onder narcose bent en u stopt met zelf te ademen neemt de anesthesist deze ademhalingsfunctie van u over. Hij zal via het masker zuurstof en anesthesiegassen in de longen blazen. Je anesthesist zal afhankelijk van het type ingreep kiezen tussen verschillende methodes om je ademhaling te verzekeren:
Zo nodig brengt de anesthesist nog één of verschillende andere katheters in een ader of slagader aan. Dit is afhankelijk van het type operatie dat u moet ondergaan ( b.v. bij hartoperaties). Soms worden ook nog andere buisjes of sondes aangebracht, b.v. maagsonde, blaassonde, enz.
Als de nodige voorbereidingen zijn gebeurt zal men u eventueel nog in een andere houding brengen op de operatietafel ( b.v. in buikligging ).
Alles is nu klaar om de operatie aan te vatten.
Bron: Universitaire Ziekenhuizen Leuven
Weergaven: 74